Het was naar ik meen in 1937 dat notaris Smeets voet aan wal zette op Curaçao. Een aankomst die grote positieve gevolgen voor ons eiland met zich heeft gebracht. Toen namelijk enige jaren later WO ll uitbrak dreigden de bezittingen van grote Nederlandse bedrijven als gevolg van de bezetting door de Duitsers als vijandelijk vermogen te worden aanmerkt. Smeets heeft toen bedacht om de formele zetel van deze bedrijven naar Curaçao te verplaatsen. Curaçao is in WO ll nooit bezet geweest (althans niet door de Duitsers) waardoor deze bedrijven een hoop ellende bespaard bleef.
Later bedacht men de fiscale component hiervan. Vennootschappen die zich hier vestigden maar zaken buiten Curaçao deden (vandaar offshore) kregen toegang tot een tarief dat 1/0 bedroeg van het toen geldende tarief van 24 - 30 procent. Toen later de tarieven van de winstbelasting stegen werd telkens via zogenaamde garantieverordeningen het oorspronkelijke 1/10 tarief gehandhaafd; 2,4 - 3%.
Bij invoering van het zogenaamde Nieuw Fiscaal Raamwerk werd de offshore faciliteit in beginsel afgeschaft ware het niet dat er nog een garantieverordening bestond met een werking tot in 2019. In hetzelfde jaar loopt overigens ook het huurcontract met de raffinaderij af dus dat gaat een uitdagend jaar worden voor Curaçao.
Mijn eerste werkzame jaar op Curaçao was begon in 1995 en die heb ik grotendeels doorgebracht met het maken van aangiften voor offshore-vennootschappen en het aanvragen van rulings ten behoeve van deze vennootschappen. Mijn leermeester was mr. T.F.J. (Theo) de Man die nu deel uitmaakt van onze Raad van Advies. Een college van staat dat adviezen geeft op het gebied van wetgeving; zeg maar de Raad van State van Curaçao.
Jongere fiscalisten lijken soms nog maar nauwelijks bekend met de offshore. Momenteel ben ik betrokken bij een discussie tussen een offshore-vennootschap en de Stichting Belastingaccountantsbureau. Dit bureau doet de controles ten behoeve van de fiscus. Cliënte is de offshore-vennootschap en het Belastingaccountantsbureau heeft de stelling betrokken dat in casu geen sprake is van offshore-activiteiten. Aangezien de jaarlijkse winsten van cliënte bepaald fors zijn, zijn de belangen groot. Zoals gezegd bedraagt het formele tarief voor de winstbelasting van een offshore vennootschap 2,4-3% (2,4% over de eerste ton guldens en 3 procent over de rest) maar het materiële tarief, door wat vrijstellingen, bedraagt door de bank genomen, 1 procent.
Een en ander gaat aan de fiscale rechters voorgelegd worden. Het beroepschrift is opgesteld en ingediend. ik houd u op de hoogte.
Later bedacht men de fiscale component hiervan. Vennootschappen die zich hier vestigden maar zaken buiten Curaçao deden (vandaar offshore) kregen toegang tot een tarief dat 1/0 bedroeg van het toen geldende tarief van 24 - 30 procent. Toen later de tarieven van de winstbelasting stegen werd telkens via zogenaamde garantieverordeningen het oorspronkelijke 1/10 tarief gehandhaafd; 2,4 - 3%.
Bij invoering van het zogenaamde Nieuw Fiscaal Raamwerk werd de offshore faciliteit in beginsel afgeschaft ware het niet dat er nog een garantieverordening bestond met een werking tot in 2019. In hetzelfde jaar loopt overigens ook het huurcontract met de raffinaderij af dus dat gaat een uitdagend jaar worden voor Curaçao.
Mijn eerste werkzame jaar op Curaçao was begon in 1995 en die heb ik grotendeels doorgebracht met het maken van aangiften voor offshore-vennootschappen en het aanvragen van rulings ten behoeve van deze vennootschappen. Mijn leermeester was mr. T.F.J. (Theo) de Man die nu deel uitmaakt van onze Raad van Advies. Een college van staat dat adviezen geeft op het gebied van wetgeving; zeg maar de Raad van State van Curaçao.
Jongere fiscalisten lijken soms nog maar nauwelijks bekend met de offshore. Momenteel ben ik betrokken bij een discussie tussen een offshore-vennootschap en de Stichting Belastingaccountantsbureau. Dit bureau doet de controles ten behoeve van de fiscus. Cliënte is de offshore-vennootschap en het Belastingaccountantsbureau heeft de stelling betrokken dat in casu geen sprake is van offshore-activiteiten. Aangezien de jaarlijkse winsten van cliënte bepaald fors zijn, zijn de belangen groot. Zoals gezegd bedraagt het formele tarief voor de winstbelasting van een offshore vennootschap 2,4-3% (2,4% over de eerste ton guldens en 3 procent over de rest) maar het materiële tarief, door wat vrijstellingen, bedraagt door de bank genomen, 1 procent.
Een en ander gaat aan de fiscale rechters voorgelegd worden. Het beroepschrift is opgesteld en ingediend. ik houd u op de hoogte.
No comments:
Post a Comment