July 13, 2018

It wasn't me..................

De belastingrechter heeft geoordeeld dat als je procedeert voor een levenspartner dit dan niet op zakelijke basis zal geschieden.


Geen proceskostenvergoeding derhalve. Overigens zou een slimme inspecteur wellicht kunnen bedenken dat over de prestatie van de belastingadviseur aan zijn/haar levenspartner wel degelijk omzetbelasting verschuldigd is. Ik zal u niet vervelen met de technische details die tot deze conclusie leiden. Het hele geval doet mij wel een beetje denken aan de grap die vroeger onder economen opgeld deed; trouw nooit met je huishoudster want dan daalt het bruto nationaal product.

Enfin hieronder de zaak:
Samenvatting zaak
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen (navorderings)aanslagen. Daarbij is niet verzocht om een vergoeding van de kosten in de bezwaarfase. Vervolgens stelt belanghebbende beroep in tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaarschriften. Hangende de beroepsprocedure is de Inspecteur volledig aan belanghebbende tegemoetgekomen. Tussen partijen is uitsluitend nog de hoogte van de toe te kennen proceskostenvergoeding in geschil. Belanghebbende heeft ter zitting verzocht om een forfaitaire vergoeding van de proceskosten. De partner van belanghebbende treedt in de onderhavige procedure op als gemachtigde van belanghebbende.
Kort samengevat wordt het beroep door het Gerecht in eerste aanleg van CuraƧao (hierna: het Gerecht) als volgt beoordeeld.
Belanghebbende is in beroep gekomen tegen het niet tijdig doen van uitspraken op de bezwaarschriften tegen de (navorderings)aanslagen. Hangende onderhavige beroepsprocedure heeft de Inspecteur op die bezwaarschriften beslist. Belanghebbende heeft derhalve geen belang meer bij gegrondverklaring van de beroepen tegen het niet tijdig beslissen. Die beroepen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het door belanghebbende ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen, wordt geacht ook betrekking te hebben op de alsnog genomen uitspraken op bezwaar. Ook deze uitspraken zijn derhalve onderwerp van onderhavige procedure. De Inspecteur is in de uitspraken op bezwaar van 1 december 2017 volledig tegemoetgekomen aan de klachten van belanghebbende. De beroepen tegen deze uitspraken kunnen dus niet tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat leiden. Die beroepen moeten derhalve wegens het ontbreken van een belang ook niet-ontvankelijk worden verklaard (vgl. HR 15 januari 2016, nr. 15/00460, ECLI:NL:HR:2016:43).
Het Gerecht ziet geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten. Het Gerecht overweegt daartoe dat een relatie tussen belanghebbende en zijn gemachtigde weliswaar niet aan het beroepsmatige karakter van verleende rechtsbijstand in de weg hoeft te staan, maar dat als de rechtsbijstand wordt verleend door een persoon die behoort tot het huishouden van de belanghebbende, in beginsel moet worden aangenomen dat deze niet op zakelijke basis is verleend en daarom niet kan gelden als beroepsmatig verleend (vgl. HR 19 oktober 2012, nr. 11/04773, ECLI:NL:HR:2012:BY0531). Belanghebbende en zijn gemachtigde behoren tot hetzelfde huishouden. Verder heeft de gemachtigde in oktober 2017 facturen gestuurd aan belanghebbende, waarover ter zitting is verklaard dat deze nimmer zijn betaald. Gehoord de toelichting ter zitting acht het Gerecht niet aannemelijk dat deze facturen op enig moment nog betaald zullen gaan worden. Gelet op het vorenstaande wordt ervan uitgegaan dat in dit geval de rechtsbijstand niet op zakelijke basis is geschied. De Inspecteur dient wel het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
CFN-artikelnummer 20180713-1