February 27, 2016

Tijd rijp voor afschaffen hypotheekrente aftrek

Door de extreem lage hypotheekrente is volgens Arnoud Boot het moment ideaal om de fiscale aftrekbaarheid van die rente te schrappen. De hoogleraar is bepaald geen roepende in de woestijn, want het IMF zit op een vergelijkbaar spoor, ziet Peter Hendriks.
Wie dacht dat Arnoud Boot het dossier hypotheekrenteaftrek ondertussen terug in de la had gestopt, heeft het verkeerd. De hoogleraar bedrijfsfinanciering en financiële markten aan de Universiteit van Amsterdam hamerde er in het televisieprogramma Buitenhof van 14 februari 2014 weer eens op, dat we zo snel mogelijk af moeten van deze verstorende aftrekpost. Het subsidiëren van schuld is in de denkwereld van Boot volledig taboe. Het besluit van het kabinet om de aftrek met een half procent per jaar af te bouwen en aflossingsvrije hypotheken te verbieden, heeft de econoom niet tot zwijgen gebracht.

Historisch laag

Boot betoogt dat op het moment aan de belangrijkste voorwaarde wordt voldaan voor een vrij pijnloze afschaffing van de renteaftrek voor nieuw af te sluiten hypotheken: hij stelt vast dat de hypotheekrente is gedaald tot historisch lage waarden. Een 10-jarige hypotheek voor 100 procent van de koopsom kun je na een beetje rondkijken op internet vinden met een rente van 2,15 procent. Het financiële voordeel van hypotheekrenteaftrek is bij zulke lage rentestanden voor een koper nog maar zeer beperkt. 
Dat laatste betekent ook dat de invloed op het prijsniveau in de woningmarkt op het moment zeer beperkt is. Mensen beoordelen de haalbaarheid om een bepaald huis te kopen niet zozeer aan de hand van de prijs, maar op basis van de begrote maandlasten inclusief renteaftrek. Als de maandlasten met of zonder aftrek nauwelijks van elkaar verschillen, zal ook het (theoretische) verschil in prijs tussen een woning in een markt zonder of een markt met hypotheekrenteaftrek zeer klein zijn. Je kunt ervan uitgaan dat bij het oplopen van de hypotheekrente door de renteaftrek direct weer nieuwe lucht in de huizenprijzen wordt gepompt.

Opgaande markt

Voor het afschaffen van de aftrek is het ook zeer gunstig als je, zoals nu, in een opgaande woningmarkt zit. Als de regering zo’n besluit zou nemen in een dalende of stagnerende woningmarkt, dan zou het vertrouwen in die markt alleen maar verder afnemen. Dalende huizenprijzen kunnen op hun beurt de economie nadelig beïnvloeden. Een ingezakte woningmarkt is immers funest voor het vertrouwen en de koopbereidheid van de consument.
Een opgaande woningmarkt heeft als voordeel, dat de pijn van het afschaffen van de renteaftrek, snel wordt verzacht. Iemand die door zo’n besluit opeens een huis heeft dat te weinig waard is om de hypotheek (bij verkoop) in een keer af te lossen, kan in een oplopende markt sneller uit die val klimmen. Niemand wil overigens dat zijn huis  minder waard wordt en als dat toch gebeurt, dan is het fijn om te merken dat het verlies door de kracht (van de woningmarkt) weer snel wegsmelt. 
"Veel oude gevallen zullen best huiverig zijn om hun comfortabele aflossingsvrije hypotheek op te geven"

Driedeling

Het lastige van Boots voorstel is dat je een driedeling in de markt krijgt. Je hebt mensen die onder het oorspronkelijke regime vallen, die hebben vaak aflossingsvrije hypotheken met aftrek. Dan heb je de woningbezitters van het huidige regime, met lineaire en annuïteitenhypotheken met aftrek. Bij het door Boot beoogde systeem krijgt je te maken met een derde groep: mensen met hypotheken waarop moet worden afgelost, maar waarvan de rente niet fiscaal aftrekbaar is. 
Veel Nederlanders zullen dat niet goed begrijpen. Het ziet er erg onrechtvaardig uit, maar de twee groepen die wel aftrek hebben, hadden bij aankoop van hun huis te maken met prijzen die serieus waren opgepompt door diezelfde aftrekregeling. Wel zullen de groepen met aftrek meer demping hebben voor de effecten van een oplopende hypotheekrente. De groep zonder aftrek zal zich daartegen waarschijnlijk gaan wapenen met lange rentevaste periodes. Die kunnen dan wel weer ongunstig uitwerken bij een daling van de rente.

Huiverig

Veel oude gevallen zullen best huiverig zijn om hun comfortabele aflossingsvrije hypotheek op te geven. Dat kan tot gevolg hebben dat een grote groep alleen in het uiterste geval wil verhuizen en dat gaat dan ten koste van de dynamiek in de markt. Die neiging zou best begrijpelijk zijn. Mogelijk krijgen die mensen niet alleen een lagere prijs voor hun huis dan waarop ze in het verleden rekenden, maar daarbij moeten ze voor een nieuw huis een qua maandlast duurdere lineaire of annuïteitenhypotheek afsluiten en verliezen ze de demping voor renteschommelingen die aftrek biedt.
De voordelen van afschaffing van renteaftrek zijn evident
De voordelen van afschaffing van renteaftrek zijn evident. De overheid besteedt per jaar zo’n 14 miljard euro aan hypotheekrenteaftrek. Dat geld wordt in wezen verspild. Het enige effect is dat er nodeloos lucht in de woningmarkt wordt geblazen en dat de banken veel hogere hypotheken kunnen afsluiten dan in een wereld zonder aftrek. De overheid spaart met iedere maatregel ter beperking van de aftrek meteen veel geld uit.

Politieke lef

Boot is in goed gezelschap. Ook hetIMF maakt in zijn landenrapport over Nederland van februari 2016 gehakt van de regeling. De internationale economische onderzoeksorganisatie spreekt van een ‘exorbitante subsidie’. De schrijvers van het rapport zeggen onder meer: ‘de aftrekbaarheid van hypotheekrente kan sneller worden afgeschaft dan in de nu geldende overeenkomst is afgesproken. Mocht dit een forse daling van de huizenprijzen tot gevolg hebben, dan zou een deel van de door de afschaffing vrijgekomen middelen kunnen worden ingezet om de huiseigenaren die ver onder water staan een injectie van eigen vermogen te geven.’ 
Ook hetIMF maakt in zijn landenrapport over Nederland van februari 2016 gehakt van de regeling
Het IMF denkt al in oplossingen, maar het is zeer de vraag of de partijen die uiteindelijk gaan onderhandelen over een regeerakkoord, genoeg politieke lef hebben om bij de volgende formatie de hypotheekrenteaftrek weer op tafel te leggen. Het blijft een hypergevoelig dossier. Maar dit is wel een uniek moment om in te grijpen. Veel gunstiger zal het met de rente niet meer worden. De andere keuze is om nog tientallen jaren door te modderen.

reblog van Follow the Money (ftm.nl)

February 17, 2016

Eind ‘belasting 21ste eeuw’ in zicht




Vermogensrendementsbelasting Advocaat-generaal kraakt belastingplan van oud-minister Zalm en oud-staatssecretaris Vermeend als „buitensporig”.
Door rentedaling werd rendement onhoudbaar
Wat een uitvinding was dat, vijftien jaar geleden. De bedenkers waren apetrots. Minister Zalm (Financiën, VVD) en staatssecretaris Willem Vermeend (PvdA) introduceerden een belasting op vermogen, of de belegger nu rendement maakte of niet. De Belastingdienst zou voortaan uitgaan van een fictieve opbrengst van 4 procent per jaar. 
In een bui van overmoedigheid zei Zalm: „Elke sukkel haalt meer dan 4 procent rendement. Wie dat niet lukt kan bij mij staatsobligaties krijgen, met een procent of 6.”
En dat is precies waar het probleem ligt: de Belastingdienst gaat uit van een fictief rendement van 4 procent terwijl de spaarrente bij banken de laatste twintig jaar hier ver onder ligt, inmiddels onder de 1 procent. Meer dan het helft van het vermogen waarover het Rijk belasting heft bestaat uit spaargeld.  
De advocaat-generaal van de Hoge Raad legt nu een bom onder deze zogeheten box 3. Hij noemt de huidige wijze van belasting heffen op vermogen in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Fictief rendement

Dit (zwaarwegende) juridische advies aan de Hoge Raad heeft mogelijk grote gevolgen voor de huidige vermogensbelasting waarmee het Rijk jaarlijks meer dan 4 miljard euro ophaalt. En niet alleen voor het huidige stelsel, maar ook – en dat is het slechtste nieuws voor staatssecretaris Eric Wiebes (Financiën, VVD) – voor zijn met veel moeite aangenomen plan om de vermogensrendementsheffing ingrijpend te veranderen.
Wat is er aan de hand? Een Nederlander die al twintig jaar in Noorwegen woont, maar in Nederland nog over een woonhuis en twee andere panden beschikt, maakte bezwaar tegen zijn belastingaanslag voor het jaar 2011, ter waarde van 13.520 euro. Een deel daarvan was gebaseerd op de waarde van zijn onroerend goed. Hij was van oordeel dat zijn vastgoed niet 4 procent in waarde was gestegen, het percentage dat bij de heffing op vermogens als vast, fictief rendement geldt. Over die 4 procent wordt vervolgens 30 procent belasting geheven, wat neerkomt op een de facto tarief van 1,2 procent op vermogen.
Achtereenvolgens de rechtbank en het gerechtshof gaven de Noorse Nederlander ongelijk. Nu ligt de zaak in cassatie voor bij de Hoge Raad. Als dit hoogste rechtscollege het advies van de advocaat-generaal dat dinsdag werd gepubliceerd overneemt, zou dat het einde kunnen betekenen van het ooit bejubelde stelsel van vermogensrendementsheffing.
Heffing was destijds (en is nu nog) een fiscaal novum
Het belastingstelsel dat we nu hebben in Nederland is ingevoerd door staatssecretaris Willem Vermeend (PvdA) en minister Gerrit Zalm (VVD) van Financiën, hier op een foto in 2000.Foto Martijn Beekman/ANP
Die heffing, onderdeel van het fiscale boxenstelsel dat in 2001 werd ingevoerd, was destijds (en is nog steeds) een fiscaal novum. De vermogensrendementsheffing was volgens toenmalig staatssecretaris van Financiën Willem Vermeend (PvdA) een substantieel onderdeel van „hét Belastingplan voor de 21ste eeuw”.







Nu, vijftien jaar later, kan de Hoge Raad in één arrest de juridische bodem onder deze nog steeds unieke vorm van vermogensbelasting wegslaan. Als de Hoge Raad althans de conclusie van de advocaat-generaal overneemt, die drie redenen noemt waarom het regime strijdig is met het Europees Mensenrechtenverdrag.
Het fictieve rendement van 4 procent dat mensen volgens de fiscus op hun vermogen en spaargeld zouden maken is „onhoudbaar”. De advocaat-generaal wierp een blik op de huidige rentestand. „Wie zijn geld louter op spaarrekeningen belegt, haalt dat rendement niet.” Box 3 leidt daarbij tot „een willekeurige en onvoorspelbare belastingdruk” en mogelijk zelfs tot „buitensporige belastingdruk”.

Pensioenpotje

Het gros van de mensen die relatief veel vermogensbelasting betalen, zijn voormalig ondernemers die leven van een zelf opgebouwd pensioenpotje. In een eerste reactie op het advies van de advocaat-generaal zegt het ministerie van Financiën zich daar niet in te kunnen vinden. „De vermogensrendementsheffing in box 3 valt binnen de ruime beoordelingsmarge die de wetgever toekomt.” Het ministerie klampt zich vast aan een eerder arrest van de Hoge Raad, vorig jaar april, waarbij het oordeel was dat het huidige forfaitaire stelsel van box 3 „in beginsel geen inbreuk vormt op het eigendomsrecht”. 
Dat is een selectieve lezing, zegt fiscalist Arjo van Eijsden van belastingadvieskantoor EY. „In dat arrest zette de Hoge Raad juist de deur open voor een negatief oordeel over box 3.” Hij citeert: dit stelsel zou in strijd komen met Europees recht „als zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4 percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last.” Aan die vaststelling kwam de Hoge Raad vorig jaar niet toe, maar hij krijgt daar nu wel de gelegenheid voor. Net als de Haagse rechtbank die moet oordelen over de zaken van de Bond voor Belastingbetalers.
Uiteindelijk, concludeert de advocaat-generaal, is het woord niet aan de rechtspraak maar aan de politiek. „De wetgever moet de gelegenheid krijgen om de bestaande regeling te vervangen door een die niet de geconstateerde gebreken heeft.”

Daadwerkelijk rendement

Daar is staatssecretaris Wiebes het op zichzelf mee eens. Juist om die reden, zegt hij in zijn reactie dinsdag, heeft hij zich ten doel gesteld om „op termijn te komen tot een heffing over het daadwerkelijk genoten rendement”.
Het kabinet maakt, als tussenstap, met ingang van komend jaar enig onderscheid in de vermogensrendementsheffing tussen bescheiden spaartegoeden en hogere vermogens, dat ook uit aandelen en obligaties is samengesteld.
Wiebes gaat er vanuit dat het rendement op aandelen hoger is dan dat op spaargeld. Ook dat is een aanname die niet door de advocaat-generaal wordt gedeeld.

February 02, 2016

David Bowie showed us that tax planning is not a dirty word

David Bowie: Tax Planning Hero



January 29, 2016
Tax Analysts had an excellent story by Ajay Gupta a few days ago about the deft tax planning of David Bowie. The piece traces the story of Bowie’s success and consequent locale ch-changes to avoid some of the most inhospitable tax rates in particular parts of the world.
In 1976, David Bowie set up residency in Switzerland, as his alternatives were California, where state plus federal top marginal rates topped out at 81 percent, or England, where the top rate was 83 percent. Switzerland, by contrast, was at 44 percent, then in 1984, lowered rates to 11.5 percent.
Gupta draws information from the memoirs of Angela Bowie, David’s then wife (and the speculative subject of the Rolling Stone’s 1973 song, “Angie”):
"If David were to remain a resident of California he would have to pay a hefty tax bill -- $300,000 was the figure I was told -- with money he didn't have," his ex-wife wrote. Relaying information provided by Bowie's financial advisers, "these were tax debts accumulated over the previous few years, during which time vast quantities of taxable cash he had generated had vanished into various murky areas," she added.
[…]
Angela, who had been educated in a private school in Switzerland, flew there, hired a Swiss lawyer, and negotiated legal residency for the couple in a small municipality in the canton of Vaud. She recounted in her memoirs, "I got what we wanted, and better: legal residency in Blonay, a charming village above Lake Geneva, near Montreux in the French-speaking part of the country." The bottom line was "an almost ludicrously low [effective] tax rate of about 10 percent."
In the 90s, Bowie maintained a residence in Ireland after remarrying, buying a 650 acre estate near Dublin, again for tax reasons:
This would have worked well for Bowie. Ever since 1969, the Irish tax code has exempted royalty earnings of musicians, writers, and other artists from income tax. That provision is credited with attracting writers like Irvine Welsh, DBC Pierre, and Frederick Forsyth to move to Ireland, and persuading local artists like U2, Enya, and Seamus Heaney to remain there. When Ireland began capping the annual exemption in 2007, some artists (including U2) responded by relocating their music publishing businesses to the Netherlands.
Strange fascination indeed. Taxes really matter, especially for an artist like Bowie who had a lot of options for where to reside and earn income. Read the whole piece at Tax Analysts here.
Tax Topic