Op 1 februari 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een interessante strafzaak. De casus was grofweg als volgt. Een stolpboerderij werd in een jaar voor een veel hogere waarde aangeslagen voor de onroerendezaakbelasting dan voorheen.
Dat leidde bij verdachte niet tot een bezwaarschrift ten aanzien van de hoogte van die aanslag. Dat maakte dat het Hof ervan uitging dat de nieuwere -signifanct hogere- waarde een redelijk indicatie van de waarde van de woning.
Het geval wilde namelijk dat er een forse verbouwing had plaatsgevonden. De waardestijging en de aantoonbare kosten van de verbouwing liepen echter dusdanig uiteen dat deze onverklaarbaar lijken en dat levert dan een de idee op dat gefinancierd is met overklaard vermogen hetgeen een vermoeden van witwassen met zich brengt.
De eigenaresse van de stolpboerderij kon ook niet voldoende aannemelijk maken dat de betalingen voor de verbouwingen wel uit regulier inkomen of vermogen hadden plaatsgevonden.
Het Gerechtshof veroordeelt de verdachte tot:
tot een geldboete van € 50.000,00 (vijftigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Witwassen is voor het Openbaar Ministerie een relatief makkelijk vergrijp en je kunt er sneller schuldig aanmaken dan wellicht in je opkomt.
Deze jurisprudentie lijkt mij 1 op 1 toepasbaar op de belastingheffing en het (fiscale) strafrecht op de CAS-eilanden (Curacao, Aruba St. Maarten) en de BES-eilanden (Bonaire, St. Eustatius en Saba).
Kleine lettertjes: ik heb een foto van een stolpboerderij van het internet geplukt. Het bovenstaande hoeft dus absoluut geen betrekking te hebben op deze stolpboerderij.
No comments:
Post a Comment