Een belangrijke relatie van ons kantoor emailde mij gisteren met de vraag of zijn kwesties betreffende de onroerendezaaksbelasting al waren opgelost. Een snelle blik in zijn digitale dossier leerde mij dat wij op 1 november 2019 een beroepschrift voor hem hadden ingediend bij de belastingkamer van het Gerecht in Eerste Aanleg. Omdat ik een nogal fundamenteel punt had opgebracht in dat beroepschrift is mij er alles aan gelegen om deze kwestie aan de belastingrechter voor te leggen. Dus een emailtje naar de belastinggriffie die heel vlot reageerde. Helaas niet met het gewenste antwoord. Behandeling mogen wij verwachten in januari 2021.
Met ingang van 2016 is onze belastingrechtspraak eindelijk volwassen geworden; er is een tweede feitelijke instantie (het Hof) en zelfs cassatie is mogelijk. Met de volwassenwording kregen wij ook permanent gevestigde belastingrechters. Dit in tegenstelling tot voorheen toen de rechters 1 a 2 keer per jaar vanuit Nederland werden ingevlogen.
Corona-crisis en ook wellicht de verhuizing (op Curaçao) van de rechterlijke macht en alles er omheen leidt nu klaarblijkelijk tot ongewenste vertraging in de rechtspraak. Ik heb daar begrip voor maar ik vind het wel enorm jammer.