Sedert 1 maart 2024 heb ik hier op Curaçao een samenwerking met Peter Muller, die al 29 jaar als belastingadviseur op het eiland werkzaam is. Het Hof heeft mij inmiddels beëdigd als advocaat, zodat ik ook wat dat betreft de praktijk die ik in Nederland al 25 jaar uitvoerde, wederom als advocaat kan voortzetten.
Ook vanuit Nederland werkten Peter ik al vele jaren samen vooral voor mensen die in beide landen financiële en fiscale belangen hebben.
Denk bijvoorbeeld aan personen die in het ene land wonen in het andere land onroerend goed aanschaffen als vakantiewoning (van Nederland naar Curaçao) of als onderkomen voor een studerend kind (van Curaçao naar Nederland).
Verder
komen de directeuren-grootaandeelhouder die vanuit Nederland naar Curaçao
emigreren met regelmaat in beeld, maar ook de werknemers van Defensie die
vanuit Nederland op Curaçao worden gestationeerd en na het einde van hun
diensttijd besluiten hier te blijven.
Wat gebeurt er zoal in de praktijk van een
advocaat belastingkundige? Interessant zijn de problemen waarin civiel recht en
fiscaal recht samenkomen. Dat tref je bijvoorbeeld aan bij ondernemers in de
inkomstenbelasting, maar ook bij de directeuren-grootaandeelhouder die een
onderneming uitoefenen in een of meer besloten vennootschappen.
Wie een eenmanszaak begint en allerlei tijd en moeite stopt in zijn product, de plaats waar het wordt verkocht, het werven van de mogelijke klanten, de aanvoer van telkens nieuwe goederen en het steeds opnieuw bedenken en uitvoeren van activiteiten om in beeld te blijven, kan ondanks alle geïnvesteerde tijd en moeite toch tegen de stelling van de belastingdienst aanlopen dat die activiteiten geen onderneming zijn. Dat gebeurt ook als er bijvoorbeeld behoorlijk geïnvesteerd is (ordegrootte ANG 100.000) en de onderneming ruim twee jaar heeft gedraaid. Zeker als daarbij uiteindelijk in die eerste periode een verlies is geleden - wat voor een startende onderneming helemaal niet bijzonder is - valt de afwijzing van het ondernemerschap rauw op het dak. Daar komt bij dat die afwijzing pas laat duidelijk wordt, namelijk zodra een aangifte inkomstenbelasting over het eerste jaar dat de onderneming draait, door de belastingdienst is behandeld en het verlies uit onderneming niet als zodanig wordt aanvaard. Wie in jaar 1 met de ondernemingsactiviteit begint en in jaar 2 dan de aangifte inkomstenbelasting doet, ziet veelal pas in jaar 3 deze reactie van de fiscus. De vraag is dan of de uitgevoerde activiteiten een bron van inkomen zijn.
Volgens vaste
jurisprudentie worden drie voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen
namelijk deelname aan het economisch verkeer, het subjectieve oogmerk om
voordeel te behalen en de objectieve verwachting dat het voordeel
redelijkerwijs kan worden behaald. Of er sprake is van een onderneming wordt
mede getoetst aan duurzaamheid en omvang daarvan, de omvang van de bruto baten,
de winstverwachting, de vraag of ondernemersrisico is gelopen, de beschikbare
tijd en deskundigheid, de bekendheid naar buiten toe, het aantal opdrachtgevers
en het spraakgebruik. Er zijn dus nogal wat aspecten om te toetsen of
activiteiten inderdaad ook fiscaal als onderneming zullen worden geaccepteerd.
Het zal niet verbazen dat er een berg rechtspraak is over deze kwestie, want personen
die hun activiteit fiscaal niet als onderneming erkend krijgen, zijn doorgaans
strijdlustig genoeg om die kwestie aan een rechter voor te leggen.
Wat betreft de ondernemers die vertrekken uit Nederland en komen wonen op Curaçao spelen vaak kwesties over vermogen dat in Nederland is achtergebleven zoals bijvoorbeeld een holding BV met daarin het bedrijfsmatig onroerend goed dat nu wordt verhuurd aan de opvolger. Wie emigreert uit Nederland wordt verzocht een immigratieaangifte te doen (op een zogenaamd M-biljet). Een gevolg daarvan kan zijn dat een zogenaamde conserverende aanslag door de Nederlandse fiscus wordt opgelegd over de aanmerkelijk belang winst in het aandelenpakket en bijvoorbeeld ook over lijfrentes en pensioenen die zijn opgebouwd bij Nederlandse verzekeraars en pensioenfondsen. Of en wanneer een dergelijke aanslag werkelijk wordt geïnd, of deze eigenlijk wel mag worden opgelegd en of uitstel van betaling mogelijk is, valt het nodige op te merken en te regelen met de Nederlandse belastingdienst.
Niet alleen de bepalingen in de Nederlandse Invorderingswet, maar ook regelingen uit het belastingverdrag tussen Nederland en Curaçao (de Belastingregeling Nederland Curaçao), komen dan in beeld. Een opvallende narigheid is voor personen die nota bene binnen het Koninkrijk verhuizen, dat zij geen automatisch uitstel van betaling krijgen voor een dergelijke conserverende aanslag, terwijl dit voor Nederlanders die vertrekken naar een ander land binnen de EU wel het geval is!
Verder is een bekend terrein de verkoop van
een onderneming al dan niet samen met het onroerend goed waarin de activiteiten
worden uitgeoefend. Fiscale en juridische ondersteuning bij het opstellen van
de koopovereenkomst maar ook bij de consequenties van een dergelijke verkoop
voor aandeelhouders is een onderwerp dat regelmatig aan de orde komt. Dat
speelt zeker als er discussie ontstaat voor of na het zetten van de
handtekeningen en zelfs de vraag opkomt of een verkoper nog wel gehouden is
zijn onderneming en onroerend goed aan een weerspannige koper over te dragen.
Telkens wordt dan weer duidelijk dat schriftelijke afspraken in ieder geval een
goed houvast bieden voor acties wanneer een van de partijen onder zijn
verplichtingen wil uitkomen.
Last but not least van dit korte overzicht
zijn de bekende kwesties over de opgevallen nalatenschappen. Daar is enerzijds
altijd een zoektocht naar de vraag wie nu werkelijk erfgenaam zijn (opvolgende
huwelijken, buitenkinderen) en wat de erfenis inhoudt aan de orde, maar
anderzijds ook wat er nu werkelijk in het verleden is geregeld en al is
uitgevoerd dat nog steeds gevolgen heeft voor de afwikkeling van zo’n
nalatenschap op dit moment. Denk daarbij aan het overlijden tijdens huwelijk
waarbij mogelijk een ouderlijke boedelverdeling leidde tot toedeling van alle
vermogen aan de langstlevende ouder en vorderingen aan de kinderen, pas
opeisbaar na overlijden van de langstlevende. Als de langstlevende ouder maar
oud genoeg wordt en de kwestie lang genoeg duurt, zit je op een gegeven moment
alleen nog met de kleinkinderen aan tafel die als plaatsvervullers van hun
inmiddels overleden ouders optreden. Deze neven en nichten kunnen heel
uiteenlopende belangen hebben met alle discussie die daarmee samengaat.
Kortom: never a dull
moment.