August 22, 2014

EEN GOED VERZORGDE OUDE DAG?

 Vandaag had ik een gewaardeerde client en zijn echtgenote aan mijn bureau zitten. Beiden hadden veel vragen omtrent hun beider aanstaande pensioen. Ik heb ze onderstaand verhaal meegegeven dat ik ooit met Jeff Sybesma samen heb geschreven voor het Tijdschrift Antilliaans Recht-Justicia dat nu overigens Caribisch Juristenblad heeft:

pensioners cartoon humor: 'At least we won't have to worry if our pension plans are any good.'

Memorandum inzake Beschikking Pensioen



Bij Ministeriele Beschikking met algemene werking van 29 juli 2000 (Pb 2000, No 76 is de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 ingrijpend gewijzigd. Vervolgens hebben deze wijzigingen bij Landsverordening van 3 augustus 2001 (Pb, 94) kracht van wet gekregen. Ook zijn door de wetgever in de Landsverordening op de loonbelasting 1976 wijzigingen aangebracht. Onder meer zijn de artikelen 6A en 6B ingevoegd welke een kader scheppen voor een wettelijke regeling omtrent pensioenen. Dit kader is bij Publicatieblad No 35, 2002 (Beschikking pensioenen) nader ingevuld. Onderstaand wordt op deze regeling nader ingegaan.

Artikel 6A geeft een definitie van een pensioenregeling welke er op neer komt dat een dergelijke regeling ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij invaliditeit of ouderdom alsmede van hun nagelaten betrekkingen. Verder mag een pensioenregelingen niet uitgaan boven hetgeen naar maatschappelijke opvattingen redelijk wordt geacht. Tevens dient het lichaam dat als pensioenverzekeraar optreedt de pensioenverplichting tot haar binnenlandse ondernemingsvermogen rekenen.

Lid 2 van artikel 6A geeft dan aan de Minister van Financiën de bevoegdheid om nadere regels te geven omtrent het hierboven genoemde en om onder voorwaarden een afwijkende regeling toch als een pensioenregeling in de zin van artikel 6A aan te wijzen.

Artikel 6B bepaalt welke gebeurtenissen aanleiding geven om de pensioenaanspraak aan te merken als loon. Dit doet zich voor bij afkoop en vervreemding en ingeval de regeling voorwerp van zekerheid wordt; de verzekeraar ophoudt binnen de Nederlandse Antillen te zijn gevestigd dan wel het pensioenvermogen niet langer (geheel of gedeeltelijk) tot het binnenlands pensioenvermogen rekent; aan aanspraak ingevolge een pensioenregeling wordt prijsgegeven.

Afkoop wordt niet getroffen door het hierboven bepaalde indien de pensioenverplichting geheel of gedeeltelijk overgaat naar een binnen de Curacao gevestigde pensioenverzekeraar die de verplichting tot zijn binnenlands ondernemingsvermogen rekent. Onder voorwaarden kan de Minister van Financiën dit ook van toepassing verklaren, zo bepaalt lid 3 van artikel 6B, op pensioenverplichtingen welke geheel of gedeeltelijk overgaan op een in Nederland, Aruba dan wel een verdragsland gevestigde verzekeraar.

De Beschikking pensioenen (hierna: “de Beschikking”) geeft nadere invulling aan 6A lid 2 en 6B lid van de Landsverordening op de loonbelasting 1976 (hierna: “LLB”).

De Beschikking is opgebouwd uit 16 artikelen. Artikel 1 geeft aan wie als verzekeraar wordt beschouwd. Op grond van lid 1 letter d van dit artikel kan worden geconcludeerd dat in ieder geval de opbouw in eigen beheer nog steeds mogelijk is. Expliciet is uitgezonderd dat een Stichting Particulier Fonds als verzekeraar van een pensioen kan fungeren.

Artikel 2 geeft aan wat onder een maatschappelijk aanvaardbaar pensioen dient te worden beschouwd. De navolgende criteria zijn van belang:

v  Het pensioen bedraagt maximaal 70 procent van het pensioengevend loon en wordt met een percentage van maximaal 2 per jaar opgebouwd. Er wordt een rekenrente in aanmerking genomen van tenminste 4 procent.

v  De pensioenrichtleeftijd van een ouderdomspensioen is 60 jaar en het pensioen gaat niet eerder in dan op de 55-jarige leeftijd en iet later dan op 65-jarige leeftijd.

v  Gaat het ouderdomspensioen eerder in dan bij de 60-jarige leeftijd dan wordt het pro rata herrekend met inachtneming van actuariele grondslagen.

v  Het ouderdomspensioen kan niet uitgaan boven 70 procent van het pensioengevend loon op het tijdstip van ingang.

v  Het weduwe-of-weduwenpensioen alsmede het wezenpensioen zijn gemaximeerd tot respectievelijk 70 en 14 procent van het ouderdomspensioen en mogen tezamen meer bedragen dan het voordien genoten pensioengevend loon

v  Een invaliditeitspensioen bedraagt maximaal 80 procent van het pensioengevend loon

v  De pensioenuitkeringen mogen in hoogte varieren ten opzichte van elkaar. De mate van variatie moet echter worden vastgesteld en verder geldt dat de laagste uitkering niet lager mag zijn dan 75% van de hoogste uikering.

v  Verder is een partnerpensioen toegestaan. Wordt er verder fiscaal enkel rekening gekeken of men gehuwd of ongehuwd is; de beschikking houdt rekening met degenen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

Het pensioengevend loon omvat maximaal alle structurele vaste loonbestanddelen. Expliciet is bepaald dat loon in natura eveneens hiertoe gerekend kan worden waardoor bijvoorbeeld de auto van de zaak voor 15% van de cataloguswaarde tot het pensioengevend loon kan behoren. Loonstijgingen welke zich voordoen gedurende 5 jaren voorafgaand aan de pensioendatum mogen slechts in aanmerking worden genomen tot maximaal 2% boven de gemiddelde loonindex. Dit ligt anders indien sprake is van een normale leeftijdsperiodiek of een gangbare functiewijziging. Daartegenover staat dan weer dan met een loonsverlaging wegens demotie of het aanvaarden van een deeltijdfunctie buiten aanmerking kan blijven indien deze zich voordoet binnen 10 jaren voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen.

De waardering van de pensioenverplichtingen vindt plaats met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariele grondslagen. De te hanteren rekenrente bedraagt mininmaal 4%. Het pensioenlichaam mag echter een algemene reserve van 10% van de wiskundige reserve aanhouden. Een interessant aspect van deze waarderingsregels is de volgende. De Beschikking is een uitvoeringsregeling van de artikelen 6A, tweede lid ne 6B derde lid van de Landsverordening op de loonbelasting 1976. De waardering van pensioenen regardeert de loonbelasting echter niet. Hetgeen de vraag oproept of de Minister van Financiën met deze beschikking op dit punt dan ook niet te ver gaat. Volgens mij moet deze vraag bevestigend worden beantwoord en is de Beschikking op dit dan ook onverbindend. Indien de Minister waarderingsregels voor pensioenen wil invoeren zal dat moeten door daarvoor de Landsverordening op de winstbelasting 1940 te wijzigen. Indien deze bijvoorbeeld een kader hiervoor zouden scheppen zouden met een eenvoudige wijziging van de Beschikking –door een verwijzing naar het desbetreffende artikel in de Landsverordening op de winstbelasting 1940- de waarderingsregels voor pensioenopbouw in mijn optiek niet langer onverbindend zijn. De beschikking gaat echter nog verder. In artikel 12 stelt zij dat de waardering van pensioenverplichtingen welke worden opgebouwd door lichamen vallende onder artikel 2 lid 44 van de Landsverordening op de winstbelasting 1940, onder bovengenoemde waarderingsregels vallen. Hier draait de Minister de zaken echt om. Het kan nooit zo zijn dat een Uitvoeringsregeling van de loonbelasting invulling geeft aan de winstbelasting zonder de in de desbetreffende landsverordening daarvoor ruimte wordt geboden. De Beschikking is immers van lagere orde dan de Landsverordening op de winstbelasting 1940. De Minister schendt in casu dus tweemaal een beginsel. Als eerste door in de beschikking zaken op te nemen welke deze niet mag regelen nu hier enkel invulling mag worden gegeven aan zaken welke de loonbelasting betreffen en als tweede door deze regeling van lagere orde aan te wenden om aan een landsverordening (van hogere orde dus) invulling te geven terwijl daarvoor de basis ontbreekt. Artikel 12 van de Beschikking is mijn visie derhalve eveneens onverbindend.


No comments:

Post a Comment