April 05, 2019

Wordt er nu een denkfout gemaakt?

In 2018 publiceerde ik een artikel in het Caribisch Juristenblad over de komst van de winstbelasting naar Curacao alsmede die van de Shell. Onze winstbelasting is oorspronkelijk bijkans een kopie van de Indische vennootschapsbelasting. Ik schreef verder dat onze winstbelasting een objectheffing is omdat deze wordt geheven van "de winst van" allerlei entiteiten. De Nederlandse vennootschapsbelasting is een subjectieve heffing want die heft direct van allerlei entiteiten. Ik was begonnen met dit artikel in 2017 en het is mij totaal ontgaan dat onze winstbelasting met ingang van 2017 ook was verworden tot een subjectieve heffing omdat de woorden "van de winst van" zijn doorgehaald bij PB 2016, no 57. Ik heb er verder niemand over gehoord en ook niemand heeft mij aangesproken op het gegeven dat ik in mijn artikel toen al had kunnen aangeven dat de objectheffing een subjectheffing was geworden. Volgt u mij nog?

2018 was fiscaal gesproken wederom een hectisch jaar voor Curacao omdat ondermeer onze ezone wetgeving en de exportfaciliteit onder vuur kwamen te liggen van de OESO.

Curacao is daar creatief mee omgegaan en heeft in de winstbelasting het territorialiteitsbeginsel geintroduceerd. Zwart-wit gezegd wordt binnenlandse winst nu in heffing van winstbelasting betrokken en buitenlandse winst ook maar tegen een tarief van nul procent.

Ziet u waar ik naar toe wil? In 2017 en 2018 lijkt het prima om als winstbelasting een subjectieve heffing te hebben maar nu we aansluiten bij het territorialiteitsbeginsel kijken we waar winst opkomt en niet zozeer waar het subject zich bevindt of activiteiten ontplooit.

Volgens mij moeten we daarom terug naar de objectheffing zoals die in 1940 in Curacao werd geintroduceerd. Waarbij ik opmerk dat dit wellicht voor de praktijk niet zo van belang is maar voor de theorie wel. Voorheen hadden we een objectheffing met subjectieve vrijstellingen (denk aan de Stichting Particulier Fonds); nu hebben we een subjectieve heffing met objectieve vrijstellingen zoals in het buitenland opgekomen winst.

Tijdens de studie hadden we een boek met de naam "Wegwijs in de vennootschapsbelasting".

(Het wordt nog steeds uitgegeven kijk maar:)



dat na lezing door mij werd omgedoopt tot "De weg kwijt in de vennootschapsbelasting".

Curacao lijkt die weg nu ook kwijt te zijn.

https://www.youtube.com/watch?v=LQiOA7euaYA




De Hoge Raad in het Caribische deel van het koninkrijk

De Hoge Raad der Nederlanden heeft verslag uitgebracht over zijn werkzaamheden gedurende 2018. In dat jaar kwamen er 924 zaken voor het bankje van onze hoogste rechtscollege. Uiteraard werp je dan een blik op hetgeen vanuit de West naar voren werd gebracht en ik citeer:


Bij de Hoge Raad zijn in 2018 zes (6) zaken ingestroomd die betrekking hadden op uitspraken in fiscale zaken door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, CuraƧao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hier: het Gemeenschappelijk Hof), tegenover vijf (5) ingestroomde zaken in het jaar 2017. Er zijn in 2018 door de Hoge Raad vier (4) uitspraken gedaan met betrekking tot Caribische cassatieberoepen in fiscale zaken; in alle vier de gevallen werd het cassatieberoep ongegrond verklaard.
Gebouw  van de Hoge Raad
Dat is nog niet erg spannend. Wij deden in 2018 in de West nog niet mee aan rechtsvorming op het hoogste niveau zo lijkt het. Op zich niet verwonderlijk. Immers, wij hebben eerst met ingang van 2016 toegang  tot de Hoge Raad.
Het is nu al duidelijk dat het verslag van de Hoge Raad een iets ander beeld zal geven. Daarover  in een latere blog meer.
Gebouw Gemeenschappelijk Hof Curacao
Een van de specialisaties van ons kantoor is procederen in fiscale zaken. Wij achten dat vaak efficienter dan in gesprek gaan met de fiscus omdat die gesprekken -naar ik begrijp van andere belastingadviseurs- vaak tot niets leiden en indien dan geen bezwaar is ingediend ben je niet ontvankelijk. Wij streven er altijd naar om eerst de juridische positie van onze clienten te waarborgen. Indien er dan gepraat moet worden is dat prima uiteraard. Onze ervaring in fiscale procedures is bepaald robuust. Wij hebben in de loopt van de tijd tientallen zaken voor de rechter in eerste aanleg (voor 2016 de "Raad van Beroep voor Belastingzaken") gebracht en hebben inmiddels 3 procedures voor het Hof gevoerd. Een uitspraak waar wij ons niet geheel in konden heeft gemaakt dat wij een cassatie-advies hebben gevraagd. Omdat de uitspraak nogal feitelijk van aard was werd door de cassatie-advocaat geadviseerd om geen cassatie in te stellen. Het probleem met cassatie is namelijk dat de Hoge Raad niet nog een keer inhoudelijk gaat toetsen. Ik vermoed dan ook dat de vier Caribische zaken waar het rapport van de Hoge Raad over rept ook te inhoudelijk van aard waren. Dan is er uiteraard ook nog een tactisch element. Als belastingadviseur heb je natuurlijk de mogelijkheid om in bezwaar, beroep en hoger beroep ook allerlei vormfouten voor het voetlicht te blijven brengen naast inhoudelijk beweerdelijke schendingen van het recht.  Procederen is daarmee een specialisatie op zich dat je je enkel eigen kunt maken door -naast je inhoudelijk voor te bereiden- procedures te voeren.