February 17, 2016

Eind ‘belasting 21ste eeuw’ in zicht




Vermogensrendementsbelasting Advocaat-generaal kraakt belastingplan van oud-minister Zalm en oud-staatssecretaris Vermeend als „buitensporig”.
Door rentedaling werd rendement onhoudbaar
Wat een uitvinding was dat, vijftien jaar geleden. De bedenkers waren apetrots. Minister Zalm (Financiën, VVD) en staatssecretaris Willem Vermeend (PvdA) introduceerden een belasting op vermogen, of de belegger nu rendement maakte of niet. De Belastingdienst zou voortaan uitgaan van een fictieve opbrengst van 4 procent per jaar. 
In een bui van overmoedigheid zei Zalm: „Elke sukkel haalt meer dan 4 procent rendement. Wie dat niet lukt kan bij mij staatsobligaties krijgen, met een procent of 6.”
En dat is precies waar het probleem ligt: de Belastingdienst gaat uit van een fictief rendement van 4 procent terwijl de spaarrente bij banken de laatste twintig jaar hier ver onder ligt, inmiddels onder de 1 procent. Meer dan het helft van het vermogen waarover het Rijk belasting heft bestaat uit spaargeld.  
De advocaat-generaal van de Hoge Raad legt nu een bom onder deze zogeheten box 3. Hij noemt de huidige wijze van belasting heffen op vermogen in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Fictief rendement

Dit (zwaarwegende) juridische advies aan de Hoge Raad heeft mogelijk grote gevolgen voor de huidige vermogensbelasting waarmee het Rijk jaarlijks meer dan 4 miljard euro ophaalt. En niet alleen voor het huidige stelsel, maar ook – en dat is het slechtste nieuws voor staatssecretaris Eric Wiebes (Financiën, VVD) – voor zijn met veel moeite aangenomen plan om de vermogensrendementsheffing ingrijpend te veranderen.
Wat is er aan de hand? Een Nederlander die al twintig jaar in Noorwegen woont, maar in Nederland nog over een woonhuis en twee andere panden beschikt, maakte bezwaar tegen zijn belastingaanslag voor het jaar 2011, ter waarde van 13.520 euro. Een deel daarvan was gebaseerd op de waarde van zijn onroerend goed. Hij was van oordeel dat zijn vastgoed niet 4 procent in waarde was gestegen, het percentage dat bij de heffing op vermogens als vast, fictief rendement geldt. Over die 4 procent wordt vervolgens 30 procent belasting geheven, wat neerkomt op een de facto tarief van 1,2 procent op vermogen.
Achtereenvolgens de rechtbank en het gerechtshof gaven de Noorse Nederlander ongelijk. Nu ligt de zaak in cassatie voor bij de Hoge Raad. Als dit hoogste rechtscollege het advies van de advocaat-generaal dat dinsdag werd gepubliceerd overneemt, zou dat het einde kunnen betekenen van het ooit bejubelde stelsel van vermogensrendementsheffing.
Heffing was destijds (en is nu nog) een fiscaal novum
Het belastingstelsel dat we nu hebben in Nederland is ingevoerd door staatssecretaris Willem Vermeend (PvdA) en minister Gerrit Zalm (VVD) van Financiën, hier op een foto in 2000.Foto Martijn Beekman/ANP
Die heffing, onderdeel van het fiscale boxenstelsel dat in 2001 werd ingevoerd, was destijds (en is nog steeds) een fiscaal novum. De vermogensrendementsheffing was volgens toenmalig staatssecretaris van Financiën Willem Vermeend (PvdA) een substantieel onderdeel van „hét Belastingplan voor de 21ste eeuw”.







Nu, vijftien jaar later, kan de Hoge Raad in één arrest de juridische bodem onder deze nog steeds unieke vorm van vermogensbelasting wegslaan. Als de Hoge Raad althans de conclusie van de advocaat-generaal overneemt, die drie redenen noemt waarom het regime strijdig is met het Europees Mensenrechtenverdrag.
Het fictieve rendement van 4 procent dat mensen volgens de fiscus op hun vermogen en spaargeld zouden maken is „onhoudbaar”. De advocaat-generaal wierp een blik op de huidige rentestand. „Wie zijn geld louter op spaarrekeningen belegt, haalt dat rendement niet.” Box 3 leidt daarbij tot „een willekeurige en onvoorspelbare belastingdruk” en mogelijk zelfs tot „buitensporige belastingdruk”.

Pensioenpotje

Het gros van de mensen die relatief veel vermogensbelasting betalen, zijn voormalig ondernemers die leven van een zelf opgebouwd pensioenpotje. In een eerste reactie op het advies van de advocaat-generaal zegt het ministerie van Financiën zich daar niet in te kunnen vinden. „De vermogensrendementsheffing in box 3 valt binnen de ruime beoordelingsmarge die de wetgever toekomt.” Het ministerie klampt zich vast aan een eerder arrest van de Hoge Raad, vorig jaar april, waarbij het oordeel was dat het huidige forfaitaire stelsel van box 3 „in beginsel geen inbreuk vormt op het eigendomsrecht”. 
Dat is een selectieve lezing, zegt fiscalist Arjo van Eijsden van belastingadvieskantoor EY. „In dat arrest zette de Hoge Raad juist de deur open voor een negatief oordeel over box 3.” Hij citeert: dit stelsel zou in strijd komen met Europees recht „als zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4 percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last.” Aan die vaststelling kwam de Hoge Raad vorig jaar niet toe, maar hij krijgt daar nu wel de gelegenheid voor. Net als de Haagse rechtbank die moet oordelen over de zaken van de Bond voor Belastingbetalers.
Uiteindelijk, concludeert de advocaat-generaal, is het woord niet aan de rechtspraak maar aan de politiek. „De wetgever moet de gelegenheid krijgen om de bestaande regeling te vervangen door een die niet de geconstateerde gebreken heeft.”

Daadwerkelijk rendement

Daar is staatssecretaris Wiebes het op zichzelf mee eens. Juist om die reden, zegt hij in zijn reactie dinsdag, heeft hij zich ten doel gesteld om „op termijn te komen tot een heffing over het daadwerkelijk genoten rendement”.
Het kabinet maakt, als tussenstap, met ingang van komend jaar enig onderscheid in de vermogensrendementsheffing tussen bescheiden spaartegoeden en hogere vermogens, dat ook uit aandelen en obligaties is samengesteld.
Wiebes gaat er vanuit dat het rendement op aandelen hoger is dan dat op spaargeld. Ook dat is een aanname die niet door de advocaat-generaal wordt gedeeld.

No comments:

Post a Comment